Geschiedenis van de leessteen

Geschiedenis van de leessteen

Leesstenen, tegenwoordig zeggen we er vergrootglas of loep tegen, zijn de eerste leeshulpmiddelen die door de mensheid worden gebruikt. Ze werden uitgevonden in het midden van de 13e eeuw en verspreidden zich snel over Europa. Het zijn de voorlopers van de bril, die vanaf het einde van de 13e eeuw als visueel hulpmiddel werd ingeburgerd. De ontstaansgeschiedenis van de leesstenen wordt hier beschreven.

De Egyptenaren

Aan de hand van tekeningen op de muren van oude grafkamers is te zien dat de Egyptenaren al rond 2700 voor Christus waren. beheerst het slijpen en polijsten van glasoppervlakken. Zij hadden de technische basis voor de productie van lenzen. Ze hadden ook enige basiskennis van optica. Je kende de wet van lichtreflectie al. Ze wisten echter nog niets van de breking van licht waarop optische vergroting is gebaseerd. Bovendien is er geen melding dat ze optische leeshulpmiddelen gebruiken. Daarom: de Egyptenaren hebben het vergrootglas en het leeshulpmiddel niet uitgevonden.

Grieken en Romeinen – oudheid

In de oudheid bestudeerden Griekse en Romeinse geleerden optica. Er zijn ook enkele geschriften die onderzoek naar het onderwerp beschrijven. Er is echter geen bewijs dat deze kennis werd gebruikt om leeshulpmiddelen te produceren.

Seneca schreef in een van zijn teksten dat letters groter lijken als je er een bolvormig vat met water overheen houdt. Keizer Nero (37-68 n.Chr.) zou ooit gladiatorengevechten hebben gadegeslagen door een groene smaragd voor zijn oog te houden. Achteraf bleek echter dat hij de steen waarschijnlijk gebruikte als bescherming tegen de zon en niet als visueel hulpmiddel.

Van de Griekse astronoom en wiskundige Claudius Ptolemaeus (90-160 na Christus) is aangetoond dat hij experimenteerde met de breking van licht en ontdekte dat glas en water verschillende brekingshoeken hebben. Hij kon de volledige wet van breking echter niet doorgronden.

Dit toont aan dat de Romeinen wisten dat het effect van vergroting kan worden veroorzaakt door bepaalde arrangementen van glas en water (transparante materie). Het was ook bekend dat er het effect is van lichtbreking. Ze konden de bevindingen echter niet gebruiken om visuele hulpmiddelen te produceren. In plaats daarvan zijn er talloze teksten over het feit dat mensen klagen over de zwakte van de ogen en het afnemende gezichtsvermogen op oudere leeftijd en zich hulpeloos voelen aan de genade ervan.

De Arabieren

Met de ineenstorting van het Romeinse rijk ging in Europa weer veel kennis uit de oudheid verloren. In plaats daarvan genoten de Arabieren van de werken van de “oude” Grieken en Romeinen, die de documenten in hun bibliotheken verzamelden en vertaalden. Zo gebeurde het dat na Ptolemaeus de wereld 800 jaar moest wachten voordat significante bevindingen op het gebied van optica zich weer zouden ontwikkelen. De Arabische wiskundige en astronoom Abu Ali al-Hassan Ibn al-Haitham (965-1039) – ook bekend als Alhazen, publiceert zijn werk The Treasure of Optics. Alhazen beschrijft daar de basis van geometrische optica. Hij heeft het over centrale stralen die zo invallen dat ze niet worden gebroken. Van de stralen die onder een hoek binnenkomen, die worden gebroken naar of weg van de verticaal, afhankelijk van de dichtheid van het brekende object. Hij vermeldt ook een keer dat bolvormige objecten kunnen worden gebruikt om objecten groter te laten lijken. Alhazen legde daarmee de theoretische basis voor hoe lenzen eruit zouden moeten zien. Verrassend genoeg zijn er echter geen gegevens dat Alhazen deze bevindingen in de praktijk heeft gebruikt. Kennelijk gebruikte hij zijn kennis niet om zelf leeshulpmiddelen te maken.

Europa in de Middeleeuwen – de leessteen is uitgevonden

In 1240 vertaalde Erazm Golek Vitello (1220-1280) de Schat der Optica uit het Arabisch in het Latijn. Doordat de kloosters onderling een levendige uitwisseling van kennis onderhielden, verspreidde het werk zich zeer snel onder de monniken. Ze begonnen de door Alhazen gecreëerde fundamenten in de praktijk te brengen en bouwden de eerste leeshulpmiddelen. Hun voornaamste doel was waarschijnlijk om hun oudere broeders met zwakke ogen weer te laten lezen. Vooral de Franciscaanse orde blonk uit in het verspreiden van de technologie. De orde was wijdverspreid in Europa en de monniken waren waarschijnlijk zeer bedreven in hun ambachten. Aan het einde van de 13e eeuw was Venetië de enige plaats in Europa waar helder, kleurloos glas kon worden gemaakt. Daarom gebruikten de monniken bergkristallen of beryl voor de eerste leesstenen en sneden ze zo dat ze een plano-convexe vorm kregen.

De leessteen verspreidde zich razendsnel in Europa en maakte het leven van mensen in vele sociale klassen gemakkelijker. Bewijs van deze ontwikkeling is te vinden in verschillende werken uit de oude Duitse literatuur: Albrecht von Scharfenberg (1270) en Konrad von Würzburg (1225-1287) vermelden de “Berill” of het “Kristal” in hun werken. Verder is er een vermelding in het “Mannessische Liederhandschrift”, waar de “lichtspiegel” wordt genoemd.

Geschiedenis van de leessteen
Schuiven naar boven